Sirach
2:1 Mijn zoon, als je komt om de Heer te dienen, bereid je ziel dan voor op verzoeking.
2:2 Stel uw hart vast, en volhard voortdurend, en haast u niet in de tijd
van problemen.
2:3 Houd hem aan, en wijk niet af, opdat gij moogt toenemen
uw laatste einde.
2:4 Wat u ook wordt aangedaan, neem blijmoedig en wees geduldig wanneer
je bent veranderd in een lage staat.
2:5 Want goud wordt beproefd in het vuur, en aangename mensen in de oven van
moeilijkheden.
2:6 Geloof in hem, en hij zal u helpen; Regel uw weg op de juiste manier en vertrouw
in hem.
2:7 Gij die de Heer vreest, verwacht zijn genade; en ga niet opzij, opdat u niet
val.
2:8 Gij die de Heer vreest, gelooft hem; en uw beloning zal niet ontbreken.
2:9 Gij die de Heer vreest, hoop op het goede en op eeuwige vreugde en barmhartigheid.
2:10 Kijk naar de generaties van weleer en zie; heb ooit enig vertrouwen in de Heer,
en was verward? of bleef iemand in zijn angst en werd verlaten? of
wie verachtte hij ooit, die hem aanriepen?
2:11 Want de Heer is vol ontferming en barmhartigheid, lankmoedig en zeer
medelijdend, en vergeeft zonden, en redt in tijd van verdrukking.
2:12 Wee de angstige harten en de zwakke handen, en de zondaar die er twee gaat
manieren!
2:13 Wee hem die bang is! want hij gelooft niet; daarom zal
hij wordt niet verdedigd.
2:14 Wee jullie die het geduld hebben verloren! en wat zult u doen als de Heer
zal je bezoeken?
2:15 Zij die de Heer vrezen, zullen zijn woord niet ongehoorzaam zijn; en zij die liefhebben
hij zal zijn wegen houden.
2:16 Zij die de Heer vrezen, zullen zoeken naar het goede dat hem behaagt;
en zij die hem liefhebben, zullen vervuld worden met de wet.
2:17 Zij die de Heer vrezen, zullen hun hart voorbereiden en hun verootmoedigen
zielen in zijn ogen,
2:18 Zeggende: Wij zullen in de handen van de Heer vallen en niet in de handen
der mensen: want zoals zijn majesteit is, zo is zijn barmhartigheid.