Psalmen 41:1 Zalig is hij die acht geeft op de arme: de HEERE zal hem inleveren tijd van moeilijkheden. 41:2 De HEERE zal hem bewaren en hem in het leven houden; en hij zal gezegend worden op de aarde; en gij zult hem niet overleveren aan zijn wil vijanden. 41:3 De HEERE zal hem versterken op het bed van kwijnen: Gij zult maken heel zijn bed in zijn ziekte. 41:4 Ik zei: Heer, wees mij genadig, genees mijn ziel; want ik heb gezondigd tegen jou. 41:5 Mijn vijanden spreken kwaad over mij, wanneer zal hij sterven en zijn naam vergaan? 41:6 En als hij mij komt opzoeken, spreekt hij ijdelheid: zijn hart verheugt zich ongerechtigheid voor zichzelf; wanneer hij naar het buitenland gaat, vertelt hij het. 41:7 Allen die mij haten fluisteren samen tegen mij: zij bedenken plannen tegen mij mijn pijn. 41:8 Een kwade ziekte, zeggen zij, kleeft hem aan; en nu hij ligt hij zal niet meer opstaan. 41:9 Ja, mijn eigen vertrouwde vriend, op wie ik vertrouwde, die at van mijn brood, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven. 41:10 Maar Gij, HERE, wees mij genadig en richt mij op, opdat ik vergeld ze. 41:11 Hieraan weet ik dat u mij gunstig gezind bent, omdat mijn vijand dat niet doet zegevieren over mij. 41:12 En wat mij betreft, gij steunt mij in mijn rechtschapenheid en stelt mij op de been voor altijd voor uw aangezicht. 41:13 Gezegend zij de HERE, de God van Israƫl, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen, en Amen.