Micha
6:1 Hoort toch wat de HEERE zegt; Sta op, strijd voor de
bergen, en laat de heuvels uw stem horen.
6:2 Luister, bergen, naar de strijd des Heren en sterke fundamenten
van de aarde: want de HERE heeft een geschil met zijn volk, en hij
zal pleiten bij Israël.
6:3 O mijn volk, wat heb ik u aangedaan? en waarin heb ik vermoeid
u? getuigen tegen mij.
6:4 Want Ik heb u opgevoerd uit het land Egypte, en u verlost uit
het huis van bedienden; en ik zond Mozes, Aäron en Mirjam voor u uit.
6:5 O mijn volk, bedenk nu wat Balak, de koning van Moab, heeft geraadpleegd, en wat
Bileam, de zoon van Beor, antwoordde hem van Sittim tot Gilgal; dat jij
mogen de gerechtigheid van de HEER kennen.
6:6 Waarmede zal ik voor het aangezicht des HEEREN komen, en mij neerbuigen voor den hoge
God? zal ik voor hem komen met brandoffers, met kalveren van een jaar
oud?
6:7 Zal de HERE blij zijn met duizenden rammen, of met tienduizenden
van rivieren van olie? zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de
vrucht van mijn lichaam voor de zonde van mijn ziel?
6:8 Hij heeft u getoond, o mens, wat goed is; en wat de HERE verlangt
van u, dan recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen
uw God?
6:9 De stem van de HEERE roept tot de stad, en de man van wijsheid zal het zien
uw naam: luistert naar de roede en wie die heeft vastgesteld.
6:10 Zijn er nog schatten van goddeloosheid in het huis van de goddelozen,
en de schaarse maatregel die afschuwelijk is?
6:11 Zal ik ze zuiver tellen met de boze weegschalen en met de zak van
bedrieglijke gewichten?
6:12 Want de rijken daarvan zijn vol geweld, en de inwoners
daarvan hebben leugens gesproken, en hun tong is bedrieglijk in hun mond.
6:13 Daarom zal Ik u ook ziek maken door u te slaan, door u te maken
verlaten vanwege uw zonden.
6:14 Gij zult eten, maar niet verzadigd zijn; en uw nederwerping zal binnen zijn
het midden van u; en gij zult grijpen, maar niet bevrijden; En
wat u verlost, zal ik overgeven aan het zwaard.
6:15 U zult zaaien, maar niet maaien; gij zult de olijven treden,
maar u zult u niet met olie zalven; en zoete wijn, maar niet
drink wijn.
6:16 Want de inzettingen van Omri worden gehouden, en al het werk van het huis van
Achab, en gij wandelt in hun raad; dat ik u een
verwoesting, en de bewoners daarvan een gesis: daarom zult u
draag de smaad van mijn volk.