Hosea 14:1 O Israël, keer terug tot de HERE, uw God; want u bent door de uwe gevallen ongerechtigheid. 14:2 Neem woorden met u mee, en wend u tot de HEERE; zeg tot hem: Neem alles weg ongerechtigheid, en ontvang ons genadig: zo zullen wij de kalveren van onze geven lippen. 14:3 Assur zal ons niet redden; we zullen niet op paarden rijden: wij ook niet zeg nog meer tegen het werk van onze handen: Gij zijt onze goden: want in u de vaderloos vindt genade. 14:4 Ik zal hun afvalligheid genezen, ik zal hen vrijelijk liefhebben: vanwege mijn toorn wordt van hem afgekeerd. 14:5 Ik zal voor Israël zijn als de dauw: hij zal groeien als een lelie en werpen voort zijn wortels als Libanon. 14:6 Zijn takken zullen zich uitspreiden, en zijn schoonheid zal zijn als een olijfboom, en zijn geur als Libanon. 14:7 Zij die onder zijn schaduw wonen, zullen terugkeren; zij zullen herleven als de koren, en groeien als een wijnstok: de geur ervan zal zijn als de wijn van Libanon. 14:8 Efraïm zal zeggen: Wat heb ik nog meer met afgoden te maken? ik heb gehoord hem, en observeerde hem: ik ben als een groene dennenboom. Van mij is uw vrucht gevonden. 14:9 Wie is wijs en zal deze dingen begrijpen? verstandig, en hij zal ken hen? want de wegen des HEREN zijn recht, en de rechtvaardigen zullen wandelen daarin; maar de overtreders zullen daarin vallen.