Amos
8:1 Zo heeft de Heere HEERE mij getoond: en zie, een mand vol zomer
fruit.
8:2 En hij zei, Amos, wat zie je? En ik zei: Een mand met zomer
fruit. Toen zeide de HERE tot mij: Het einde is gekomen over mijn volk van
Israƫl; Ik zal ze niet meer passeren.
8:3 En de liederen van de tempel zullen te dien dage gehuil zijn, zegt de
Here GOD: er zullen overal veel dode lichamen zijn; zij zullen
werp ze met stilte uit.
8:4 Hoor dit, o gij die de behoeftigen verslindt, zelfs om de armen van de te maken
land te mislukken,
8:5 Zeggende, Wanneer zal de nieuwe maan voorbij zijn, dat wij koren kunnen verkopen? en de
sabbat, opdat wij tarwe kunnen uitzetten, de efa klein makend, en de
sikkel groot, en de balans vervalsen door bedrog?
8:6 Opdat wij de armen kunnen kopen voor zilver, en de behoeftigen voor een paar schoenen;
ja, en het afval van de tarwe verkopen?
8:7 De HEERE heeft gezworen bij de voortreffelijkheid van Jakob: Ik zal het zeker nooit doen
vergeet al hun werken.
8:8 Zal het land hierover niet beven, en al wie er woont treuren
daarin? en het zal geheel oprijzen als een vloed; en het zal worden gegoten
uit en verdronken, als door de vloed van Egypte.
8:9 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere HEERE, dat Ik wil
laat de zon 's middags ondergaan, en Ik zal de aarde verduisteren in de
heldere dag:
8:10 En Ik zal uw feesten in rouw veranderen, en al uw liederen in
klaagzang en ik zal zak op alle lendenen en kaalheid brengen
op elk hoofd; en ik zal het maken als de rouw van een enige zoon, en
het einde daarvan als een bittere dag.
8:11 Zie, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik een hongersnood zal sturen
het land, geen honger naar brood, noch dorst naar water, maar naar horen
de woorden van de HEER:
8:12 En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot aan de zee
oosten, zullen zij heen en weer rennen om het woord des HEREN te zoeken, en zullen
vind het niet.
8:13 Te dien dage zullen de schone maagden en jonge mannen van dorst bezwijken.
8:14 Zij die zweren bij de zonde van Samaria, en zeggen: Uw god, o Dan, leeft;
en: De wijze van Berseba leeft; zelfs zij zullen vallen, en nooit
weer opstaan.